Bergrede uit het vlakke land
Dit essay is geschreven voor Fryslân DOK, als bergrede uit het vlakke land
Lieve mensen,
Net als in de Deense film Festen heb ik niet één essay voor u geschreven, maar twee: versie
A en versie B. Versie A beschrijft hoe we na de crisis door blijven gaan met waar we mee
bezig waren, met helaas een voorspelbaar einde. Complexe levensvormen op aarde houden
op te bestaan. Versie A biedt zekerheid. Versie B beschrijft hoe het anders en beter kan
gaan, waarbij we in een veld vol onzekerheid als mensheid koers zetten richting duurzame
ontwikkeling. Maar ja, dat vraagt wel wat van ons. De keuze is aan u. Prefereren we de
zekerheid van dat het fout gaat? Of geven we de voorkeur aan de kans dat het goed kan
gaan? U leest nu versie B.
Dapperheid (moed)
In de introductiefilm van de bergredes staat het volgende op een dijk gekalkt: ‘It lân fan
moarn freget de moed fan hjoed.’ Prachtig. Dit raakt volgens mij de kern. Aristoteles stelde
ooit dat we in ons leven een middenweg moeten bewandelen, het pad van dapperheid,
tussen lafheid en overmoed in. We zijn laf als we vasthouden aan wat we hebben en geen
interesse tonen voor wat zich voltrekt in onze omgeving. Van overmoed is sprake als we ons
onnadenkend in het ongewisse storten. De dapperheid – de moed – zit daar tussenin. Dit
essay schetst een mogelijke dappere route, als een smal pad langs het randje van een diep
ravijn. Echte misstappen kunnen we ons niet meer veroorloven.
U als uzelf
Als we inzoomen op u als individu, zijn we dan – als het gaat om duurzaamheid – dapper
bezig als we zonnepanelen op het dak plaatsen en een warmtepomp installeren? Wellicht.
Zelf denk ik dat dapperheid meer van ons verlangt, en dieper gaat. U zit in deze coronatijd
langer thuis, wandelt wat vaker en hebt dus volop ruimte voor reflectie. Drie vragen kunnen
u begeleiden: (1) wie ben ik, (2) wat doe ik en (3) komt wat ik doe overeen met wie ik ben?
Anders geformuleerd: ben ik mijzelf of acteer ik? Naast veel ellende levert de coronacrisis
alsnog een rijke oogst op als we vanaf nu dichter bij onszelf blijven en ons handelen daarop
baseren. Wat in onszelf schuilt, brengen we zo tot leven. Dat vraagt om moed. Schrijf een
gedicht, ontwerp een stoel, kom op voor anderen of start het bedrijf dat u altijd al had willen
starten. Juist dan draagt u bij aan een duurzame ontwikkeling. Waarom? Omdat mensen die
handelen overeenkomstig met wie ze zijn, veel onzekerheid aankunnen, en dus stappen durven nemen richting duurzaamheid. Acteren – het ophouden van schone schijn – slurpt
kostbare energie op.
Waardering van vakmanschap
Zoomen we uit, dan zien we een sociaaleconomisch systeem – een gemeenschap – met
deelnemers en toeschouwers. Deelnemers, zoals zorgverleners, leraren en boeren, staan
met beide benen in de praktijk en dóén. Ze hebben vitale beroepen. Toeschouwers, zoals
managers, beleidsadviseurs en wetenschappers, staan op afstand, oordelen en geven
aanwijzingen. Zowel deelnemers als toeschouwers zijn nodig. Ze vullen elkaar op perfecte
wijze aan, althans, als de balans goed is. Daarvan is echter nu geen sprake meer. We halen
steeds meer bevoegdheden weg bij de deelnemers en leggen deze neer op het bordje van de
toeschouwers, die vervolgens met allerlei modellen en concepten komen voor de aansturing
van de deelnemers. Daarmee verliezen we in toenemende mate ons contact met de realiteit
en ons vermogen de onzekerheden op ons pad hanteerbaar te maken. Deze tendens moeten
we omdraaien. Hoe groter de onzekerheden zijn, hoe nadrukkelijker we moeten focussen op
de praktijk. Want vooral door te dóén, leren we. Laten we daarom het begrip vakmanschap
nieuwe glans geven. Een goede boer is een vakman of een vakvrouw, een goede verpleger is
een vakman of een vakvrouw, een goede bestuurder is een vakman of een vakvrouw.
Vakmensen ontlenen plezier aan hun werk. Ze zijn trots op wat ze doen, want ze acteren
niet, maar zijn zichzelf. Ze leveren de creativiteit voor het verzetten van bakens, wat nodig is
in deze onzekere tijd. Punt is evenwel, vakmanschap gedijt in vertrouwen. We zullen het dus
moeten bevrijden uit de verstikkende wirwar van normen, regels, protocollen en
procedures, voortkomend uit de vele modellen en concepten. Het schenken van vertrouwen
vraagt om moed, de durf los te laten.
Halvering van de waanzin
Zoomen we nog verder uit, dan zien we een maatschappij met een hoofdrol voor overheden,
zoals rijk, provincies en gemeenten. Deze willen wel veranderen – immers, ze schrijven er
fantastische beleidsnota’s over – maar hebben te weinig speelruimte om te bewegen, zo
stellen ze zelf. Het korset van de jaarlijkse begroting knelt aan alle kanten. Op zichzelf een
correcte bewering, maar als we goed kijken, dan ontdekken we dat veel geld en energie gaat
zitten in een actieve handhaving van waanzin. Neem bijvoorbeeld de landbouw. Daar
vervangen we in toenemende mate biologische processen door chemie. Met name door
uitmergeling van bodems en de afname van de biodiversiteit gebruiken we steeds meer
kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen. Voor de beeldvorming: we hebben drie kuub
aardolie nodig voor de productie van één kuub kunstmest. Op een congres over Bodem &
Ondergrond hoorde ik iemand vertellen: ‘In Nederland eten we aardolie, verpakt in
aardolie.’ Waanzin. We weten onderhand wat hiervan de gevolgen zijn voor ons landschap,
het klimaat en de volksgezondheid. Echter, met subsidies en regelgeving houden we deze
situatie daadkrachtig in stand. Stikstofnormen, bijvoorbeeld, beschermen niet de natuur,
maar de waanzin. De overheid moet als een tovenaarsleerling steeds harder rennen om de
consequenties van de waanzin nog enigszins in bedwang te houden, wat hen steeds
moeilijker afgaat. En dat geldt niet alleen voor de landbouw.
Als we nu eens met z’n allen afspreken dat we de waanzin gaan halveren. Halveer het
gebruik van kunstmest. Halveer het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Halveer de
tijd die medewerkers in de zorg kwijt zijn aan administratie. Halveer het aantal dossiers dat
op onderwijzers en docenten wordt afgevuurd. Ga zo maar door. Door de waanzin te
halveren worden processen die bijdragen aan een duurzame ontwikkeling geprikkeld en
ontstaat er zowaar meer financiële speelruimte. Dat vraagt wel om een overheid met lef.
Wereldgemeenschap
We kunnen nog verder uitzoomen. Dan vormen we, mede dankzij de moderne technologie,
met alle andere mensen op deze aardbol één grote wereldgemeenschap, niet door op te
gaan in de anonieme grijze massa, maar door nog meer dan voorheen aandacht te geven
aan identiteit en cultuur. Juist door uniek te zijn, verhalen te verrijken en symbolen en
rituelen extra kleur te geven, leggen we het contact met andere culturen, want dán reiken
we iets aan dat euro’s en dollars overstijgt. Door grenzen te slechten, versterken we onze
identiteit. Hieraan ontlenen we ons fundament om op dappere wijze de tegenkracht te
ontwikkelen die noodzakelijk is voor de bestrijding van armoede en onderdrukking. Vaak
beseffen we onvoldoende dat kunst en cultuur in belangrijke mate onze maatschappelijke
veerkracht vormen. Ze brengen mensen tot elkaar, en dichter bij zichzelf.
Laf of lef?
De keuze is aan u. Kiezen we voor laf of lef? Willen we ons vastklampen aan wat we hebben
of durven we onszelf te zijn? Een dappere grondhouding vraagt weliswaar het een en ander
van ons, maar wat is het u waard om uw eigen kleinkinderen en achterkleinkinderen zonder
schaamte recht in hun ogen te kunnen aankijken? En zegt u: ‘nu even niet, dat kan morgen
wel.’ Dan kom ik graag terug om versie A van dit essay voor te lezen.
Govert Geldof, Tzum, 31 mei 2020